Het belang van het kleinschalig landschap
GLB-pilot update – 50 tinten groen in het kleinschalig landschap
In de GLB-pilot 50 tinten groen in het kleinschalig landschap onderzoeken ze effectieve vergroeningsmaatregelen op zandgrond en ontwikkelen ze een puntensysteem om waardes aan het kleinschalig landschap te koppelen. De pilot draait bij vijf agrarische collectieven, in Utrecht-Oost, Veluwe, Achterhoek, Midden-Brabant en Noordoost-Twente
Biodiversiteit
Voor de pilot zijn per gebied 15 melkveehouders uitgekozen. Er wordt gewerkt met een puntensysteem waarbij het bedrijf wordt gescoord op kleinschaligheid, biodiversiteit en duurzaamheid met als doel het kleinschalig landschap meer waardering te geven en de natuurlijke handicaps van kleinschaligheid te compenseren. Daarnaast gaan de deelnemers aan de slag met alternatieve gewassen zoals bijvoorbeeld voederbieten, luzerne, esparcette en graan. Maatregelen die de duurzaamheid van de bodem en het boerenbedrijf ten goede komen. Het kleinschalig landschap met zijn houtwallen, singels en bosjes alsmede meer variatie in de te telen gewassen is van grote waarde voor de biodiversiteit.
Gewassen
Melkveehouders verbouwen als veevoer vaak gras en snijmaïs. Maïs is een relatief makkelijk te verbouwen gewas en gunstig voor de gezondheid van de koeien en de melkproductie. Maïs is minder goed voor de bodemkwaliteit. Daarnaast is het grote areaal gras en maïs in Nederland van invloed op de afname van de biodiversiteit. In Nederland wordt de keuze voor het verbouwen van een betrouwbaar gewas als maïs mede bepaald door de derogatie, zie kader. Omschakelen is echter niet altijd makkelijk, omdat bijvoorbeeld machines en kennis ontbreken. Samenwerking op lokaal niveau kan daarbij de sleutel zijn zoals de samenwerking tussen akkerbouwspecialist, boeren en loonwerker bij de teelt van voederbieten. De akkerbouwer levert kennis over soort en bodemkwaliteit, de loonwerker zaait, spuit en rooit met als resultaat beheersbare kosten voor de boer en een smakelijk alternatief voor mais.
Derogatie: Nederlandse melkveehouders hebben vaak 80% grasland en 20% bouwland met daarop meestal maïs. Deze verhouding komt door Europese regelgeving in het mest/stikstofbeleid. Per hectare mag in Europese landen 170 kg stikstof aan dierlijk mest worden uitgereden. Nederland, en nog een paar andere landen hebben een uitzondering en mogen 250 kg per hectare uitrijden. Dit komt door de ligging van het land en het daarbij behorende klimaat, het gras geeft hogere opbrengst en daarbij verliest de grond meer stikstof. Regelgeving eist bij deze uitzondering dat melkveehouderijen minimaal 80% grasland hebben en niet meer dan 20% bouwland mogen hebben.
Kruidenrijk gras
Voor de graslanden is kruidenrijk gras ingezaaid of doorgezaaid. Bij inzaaien wordt het oude gras weggehaald en helemaal opnieuw gestart met een kruidenrijk grasmengsel. Bij doorzaaien worden de kruiden door het bestaande gras heen gezaaid. Sommige van de deelnemers waren al bekend met kruidenrijk grasland, andere nog niet. Ondanks ervaringskennis van een enkele deelnemer die al jaren kruidenrijk grasland aan zijn koeien voert, is er veel behoefte aan meer informatie over voederwaarde, opbrengst en de gezondheidsaspecten voor de koe.
Behoud kleinschalig landschap
In deze GLB-pilot is gewerkt met een puntensysteem waarbij waardes worden gegeven aan elementen in het kleinschalig landschap. Kleine percelen met verschillende soorten omzoming leveren minder opbrengst op door de schaduwwerking op het perceel, en het onderhoud van de houtwallen, singels en bosjes kost meer werk. Al deze onderdelen zijn op verschillende kenmerken ingedeeld zodat er een vergoeding aan het behouden van de elementen gekoppeld kan worden. Want optimalisatie in de landbouw zorgt ervoor dat deze kleinschaligheid onder druk komt te staan. Waardoor biodiversiteit en het plaatje van het ‘oude platteland’ langzaam verdwijnt.
Meer weten? Volg de website van de GLB-pilot 50 tinten groen in het kleinschalig landschap https://glb-50tintengroen.nl/