‘Monitoring is essentieel voor ons werk’
De waarde van habitatmonitoring in de Noardlike Fryske Wâlden
Van de gekraagde roodstaart, boomvalken, spotvogels tot laatvliegers en rosse vleermuizen. Sinds 2012 laat het collectief Noardlike Fryske Wâlden (NFW) de natuur in hun karakteristieke coulisselandschap monitoren door een extern onderzoeksbureau. Geen vanzelfsprekende keuze, want onderzoek kost veel geld. Toch levert het waardevolle inzichten en adviezen op die essentieel zijn voor het Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer (ANLb). “Monitoring is een onmisbaar onderdeel van ons werk,” zegt themacoördinator Agrarisch Natuurbeheer Evie van der Velde.
De samenwerking tussen NFW en onderzoeksbureau Altenburg & Wymenga begon met een brede biodiversiteitsinventarisatie van het unieke landschap met houtsingels en houtwallen. Onderzoeker Ernst Oosterveld herinnert zich de start nog goed: “Het collectief nam ecologie vanaf het begin serieus. Ze wilden een grondig onderzoek op basis van wetenschappelijk goede methoden. Dat sprak mij enorm aan.”
Het oorspronkelijke doel was om inzicht te krijgen in de zogenaamde ‘droge dooradering’, de variatie in flora en fauna in de houtsingels en houtwallen, legt Van der Velde uit. “We willen een gebied ontwikkelen waarin onze doelsoorten meer voorkomen, maar we kijken ook breder. Meer variatie, meer leven in het landschap. Boeren hier zijn trots op hun streek. Daarom wilden we monitoring inzetten om niet alleen doelsoorten te volgen, maar ook het hele landschap.”

Maatschappelijke verantwoording
Ecologische monitoring door externe bureaus is binnen het ANLb geen standaardpraktijk. De focus ligt op het inzetten van middelen bij deelnemers voor beheer. Toch is onderzoek noodzakelijk, vindt Oosterveld. “Voor verantwoording van publiek geld heb je effectonderzoek nodig. Bovendien is het strategisch verstandig om te laten zien wat je inspanningen opleveren.”
Volgens hem worden de effecten van het ANLb nog te vaak ondergewaardeerd. “Er hangt toch nog steeds een sfeer dat het voor de natuur eigenlijk niet zoveel zoden aan de dijk zet. Op landelijke schaal lijkt het inderdaad weinig uit te maken, maar op regionaal niveau zie je wel degelijk positieve effecten. Die moet je zichtbaar maken, voor beleidsmakers, maar ook voor de boeren zelf. Het geeft hun erkenning voor wat ze doen, en dat is in deze huidige tijd meer dan welkom.”
Meer dan alleen doelsoorten
Wat habitatmonitoring volgens Oosterveld zo waardevol maakt, is dat het verder kijkt dan de directe populatiecijfers van soorten. “Als je alleen naar broedvogels kijkt, zie je niet altijd het hele verhaal. Neem de gekraagde roodstaart: die overwintert in de Sahel. De winteroverleving daar is van doorslaggevende betekenis voor de ontwikkeling van de broedpopulatie hier in Nederland. Wat daar gebeurt in de Sahel, heb je als boer in Friesland geen invloed op. Dus als je louter naar de ontwikkelingen van je broedvogels kijkt in je landschap, zegt dat niet alles over hoe goed de boeren hun beheer uitvoeren in het gebied.
Maar door te kijken naar habitatkenmerken, zoals de structuur van houtsingels, kun je wel meten hoe goed het beheer lokaal is.”

Daarom monitort Oosterveld met collega’s niet alleen soorten, maar ook kenmerken zoals struiklaagdichtheid, breedte van wallen en singels, en de soortendiversiteit van struiken en bomen. Dit gebeurt op dezelfde meetpunten (‘transecten’) van ongeveer 300 meter, waar ook broedvogels worden geteld volgens de Sovon-systematiek. In totaal onderzoekt men jaarlijks zo’n honderd van zulke stukken landschap. “Het is een samenwerking tussen vrijwilligers, de schouwcommissie van het collectief, Landschapsbeheer Friesland en ons als onderzoekers,” vertelt Oosterveld. “Wij zorgen voor wetenschappelijke borging.”
Trendanalyses
De verzamelde data worden gebundeld in een database en gebruikt voor jaarrapportages en trendanalyses. Daarmee maakte Altenburg & Wymenga al meerdere rapportages, onder meer over de relatie tussen broedvogels en landschapskenmerken, en over droge dooradering in opdracht van de Provincie Friesland. Ook internationaal krijgt het onderzoek erkenning. Zo is er onlangs een artikel in het Journal of Ornithologyverschenen over de effectiviteit van hoogwaterpakketten voor weidevogels. En elke drie jaar verschijnt er een ‘Staat van de Natuur’ voor de NFW.
De laatste editie van deze ‘Staat van de Natuur’ toont veelbelovende resultaten: in de elzensingels en houtwallen met een beheercontract zijn gemiddeld 40% meer broedvogels aanwezig dan in stukken zonder beheercontract. Daarnaast werden zeven soorten vleermuizen en 45 soorten broedvogels aangetroffen, waaronder zes soorten die op de Rode Lijst staan. Volgens de onderzoekers hangt dat samen met een gemiddeld bredere en dichtere struiklaag en de aanwezigheid van meer bramen en brandnetels dan in elementen zonder contract.

Praktische adviezen
De monitoring levert niet alleen data op, maar ook concrete adviezen voor het agrarisch natuurbeheer. Van der Velde: “Ernst kent het gebied op zijn duimpje. Hij weet hoe de boeren werken en combineert die kennis met een ecologische blik op de natuur. In 2022 schreef hij voor ons een beheeradvies, waarin hij bijvoorbeeld pleitte voor het oud laten worden van bepaalde elementen, in plaats van de standaard snoei- of kapcyclus aan te houden.”
Volgens haar is die combinatie van ecologische kennis en praktijk de kracht van de samenwerking. “We kijken samen met Landschapsbeheer Friesland naar de habitatkenmerken. Ernst vertaalt dat vervolgens in toepasbare adviezen voor ons agrarisch natuurbeheer. Dat maakt het zo waardevol.”
Investeren in de toekomst
Hoewel het inhuren van een extern bureau veel geld kost, vindt Van der Velde het de investering meer dan waard. “We doen dit al sinds 2012. We zijn het aan onze stand verplicht om dat door te zetten. Monitoring kost geld, maar het levert ook geld op—door betere verantwoording, gerichter beheer en meer erkenning. Het is essentieel om te kunnen laten zien dat ons werk effect heeft.”
Ze benadrukt dat het niet alleen gaat om verantwoording richting provincie en andere overheden, maar ook richting de boeren zelf. “Het is motiverend om te weten wat er leeft in je houtwallen. Als je ziet dat je beheer effect heeft, geeft dat energie. Ik raad andere collectieven dan ook echt aan om te investeren in goede monitoring. Het is waardevol richting buitenwereld én je eigen deelnemers.”
Met nieuwe investeringen in het vooruitzicht, waaronder een gebiedsofferte en mogelijk 500 miljoen euro per jaar extra vanuit het ministerie van LVVN voor agrarisch natuurbeheer, wil het collectief blijven bouwen op de inzichten uit monitoring. “We zijn nu bezig met een nieuwe ‘Staat van de Natuur’,” besluit Van der Velde. “Die willen we gebruiken om richting te geven aan de toekomst. Waar staan we nu, waar willen we naartoe? Monitoring helpt ons die koers te bepalen. Het is essentieel voor ons werk.”
Ecologische evaluatie
Een van de aanbevelingen van de ecologische evaluatie van het ANLb door de Wageningen Environmental Research & Sovon Vogelonderzoek Nederland, die eind maart uitkwam, is om systematische monitoring van de habitatkwaliteit (kwaliteit van het leefgebied) uit te gaan voeren.Hiermee kan structureel worden onderzocht of het uitgevoerde beheer leidt tot een verbetering van de habitatkwaliteit voor doelsoorten en kan het beheer tijdig worden bijgestuurd. Lees meer in het rapport.

Doorontwikkeling van monitoring
BoerenNatuur en de collectieven willen samen verdere stappen zetten richting een samenhangend en effectief monitoringssysteem. Monitoring vormt immers de basis voor goed, lerend beheer, voor én met collectieven.De ontwikkeling van een krachtiger monitoringssysteem begint bij een gezamenlijke aanpak. BoerenNatuur en de collectieven werken daarom nauw samen aan het opstellen van protocollen, praktische handreikingen en andere randvoorwaarden die monitoring versterken. BoerenNatuur speelt hierbij een ondersteunende rol door te helpen bij de centrale organisatie van monitoring. Dit maakt het makkelijker om beheermaatregelen en -pakketten goed op elkaar af te stemmen en om het effect van het beheer te evalueren.
Een belangrijk onderdeel hiervan is het ontwikkelen van handreikingen die bijdragen aan een landelijke structuur en stroomlijning van monitoring door de collectieven. Deze zomer bezoekt BoerenNatuur verschillende collectieven om de informatiebehoefte in kaart te brengen en het gesprek over de verdere ontwikkeling van monitoring aan te gaan.
Een belangrijke pijler voor kwaliteitsverbetering binnen het ANLb is de ecologische evaluatie. Op 15 mei gaan we daarom samen met de collectieven en onderzoekers aan de slag met de lessen daaruit. Deze bijeenkomst is waardevol voor iedereen binnen het collectief – van veldmedewerker tot gebiedscoördinator.
Meer informatie:
Meer weten over de doorontwikkeling en de protocollen die daarbij te gebruiken zijn? Neem contact op met Lieneke Bakker of David Kingma van BoerenNatuur.